Diabetes Mellitus, oftewel Suikerziekte is een veel voorkomende aandoening waarbij de glucose huishouding in het bloed gestoord is.
Inhoud
Onderwerp 1
(deze kop alleen als er meerdere niveau 2 koppen gebruikt worden, zie lager)
Inleiding op onderwerp
Diabetes mellitus, wat vrij vertaald betekent 'zoete urine' is een aandoening waarbij de glucose (suiker) huishouding in het bloed gestoord is. Door een tekort aan het hormoon insuline, wat zorgt voor de opname van glucose uit het bloed in de cellen, neemt de concentratie van glucose in het bloed toe. Dit wordt ook wel hyperglycaemie genoemd, een te hoge concentratie suiker in het bloed. Insuline is een lichaamseigen hormoon dat geproduceerd wordt door de eilandjes van Langerhans in de alvleesklier. Behalve de opname van glucose in de cellen, speelt insuline ook een rol bij de vet- en eiwithuishouding. Bij suikerziekte kennen we twee voor de eerstehulpverlener relevante ziektebeelden, namelijk de hypoglycaemie (een tekort aan glucose in het bloed) en de eerder genoemde hyperglycaemie.
Diabetes mellitus kent twee vormen, type 1 en type 2. Bij type 1 is er sprake van een absoluut insulinetekort (insulinedeficiëntie), doordat de pancreas geen insuline meer aanmaakt. Insuline is noodzakelijk voor het transport van glucose de cel in. Daarom resulteert dit insulinetekort in een verhoogde concentratie van het glucose in het bloed. Type 1 diabetes komt op alle leeftijden voor. Door de volledige afwezigheid van insuline kunnen deze patiënten alleen behandeld worden met insulineinjecties. Type 2 diabetes is een combinatie tussen verminderde gevoeligheid voor insuline (insulineresistentie) gevolgd door een insulinedeficiëntie. In eerste instantie kan de insulineresistentie nog gecompenseerd worden door een toename van de insuline productie, maar uiteindelijk kan het lichaam dit compensatiemechanisme niet meer waarmaken en ontstaat er diabetes mellitus type 2. Type 2 komt vooral voor bij patiënten met overgewicht en ouder dan 40 jaar. Risicofactoren voor type 2 zijn onder andere een positieve familieanamnese. Type 2 diabetes heeft meerdere behandelopties. Vanwege het feit dat vetcellen zorgen voor een verminderde gevoeligheid voor insuline is de behandeling in eerste instantie gericht op het verminderen van het overgewicht met behulp van een dieetadvies. Indien het afvallen niet lukt of onvoldoende effect heeft kunnen er bloedsuikerverlagende middelen worden gebruikt. Als ook deze onvoldoende werkzaam zijn kan er met insuline worden gestart.
Symptomen en klachten
Logischerwijs zou je verwachten dat de hyperglycaemie het meest door de eerstehulpverlener gezien zou worden, immers is dat het probleem bij suikerziekte. Dat is echter niet waar. Veel vaker zal de eerstehulpverlener te maken krijgen met de hypoglycaemie.
Hypoglycaemie
Bij een hypoglycaemie is er een te kort aan glucose in het bloed. Dat zorgt voor een scala aan symptomen die samen karakteristiek zijn voor de hypoglycaemie, afgekort als 'hypo'. Een hypoglycaemie ontstaat als het slachtoffer te veel insuline bijspuit, te weinig gegeten heeft of te veel inspanning heeft geleverd (lees energie verbruikt) en daarbij onvoldoende gegeten. De symptomen bij een hypoglycaemie ontstaan vaak in korte tijd, denk aan minuten tot uren.
Hyperglycaemie leidt tot de volgende symptomen:
- Hongerig gevoel, geen dorst
- Zich flauw voelen, behoefte aan zoet
- Bleke, klamme huid, soms bezweet
- Duizeligheid, misselijkheid en hoofdpijn
- Trillerigheid
- Onrust, geprikkeldheid, verwardheid en soms agressie
- Coördinatiestoornissen
- Geeuwen
Indien er sprake is van een ernstige hypoglycaemie kunnen bewustzijnsstoornissen optreden en kan het slachtoffer bewusteloos raken.
Hyperglycaemie
Hyperglycaemie is zoals beschreven een te hoge glucoseconcentratie in het bloed. Dit is doorgaans het beeld waarbij mensen voor het eerst bij de dokter komen voordat de diagnose hyperglycaemie gesteld wordt. Ook hier is een breed scala aan symptomen. De hoge glucose concentratie kan door de nieren niet goed verwerkt worden waardoor er veel glucose in de urine komt en deze 'zoet' wordt. Het slachtoffer gaat meer plassen omdat de uitgescheiden glucose water aan het lichaam onttrekt. Verlies van veel water betekent ook een toegenomen dorst en slachtoffers gaan dan ook veel drinken. De symptomen bij een hyperglycaemie ontstaan langzaam, in dagen tot weken en zal slechts in een klein deel van de gevallen tot ernstige problemen leiden, omdat in veel gevallen het slachtoffer zich al voor die tijd meldt bij de huisarts.
Symptomen passende bij een hyperglycaemie zijn:
- Veel dorst, veel drinken, veel plassen
- Warme en droge huid
- Misselijkheid en braken
- Moeheid en niet vooruit kunnen
- Hyperventilatie en een adem ruikend naar aceton (keto-acidose)
- Weke pole
- Bewustzijnsstoornissen indien er een ernstige hyperglycaemie bestaat
Beschrijf duidelijk welke vragen een hulpverlener moet stellen, en welke vragen belangrijke informatie kunnen opleveren over de aard van het ziektebeeld.
Na de symptomen en klachten beschreven te hebben, worden deze overzichtelijk in een tabel geplaatst, zodat ze in één oogopslag overzien kunnen worden.
Uitvragen | Klachten | Symptomen |
---|---|---|
Vraag 1 Vraag 2 Vraag 3 |
Klacht 1 Klacht 2 Klacht 3 |
Symptoom 1 Symptoom 2 Symptoom 3 Symptoom 4 Symptoom 5 |
Behandeling
Ga bij een hyperglycaemie na of het slachtoffer bekend is met diabetes en zo ja of hij insuline gebruikt. Is het slachtoffer bekend met diabetes mellitus en bij bewustzijn dan dient het slachtoffer zelf de bloedsuikerconcentratie te bepalen en indien hij insuline gebruikt, in overleg met de huisarts extra insuline te spuiten. Een EHBO-er dient nooit zelfstandig insuline toe. Als het slachtoffer geen insuline gebruikt of onbekend is met diabetes mellitus, dient het slachtoffer naar de huisarts te worden gebracht voor verdere behandeling en beleid. Is het slachtoffer verminderd bij bewustzijn of zelfs comateus dan wordt er gehandeld volgens het comaprotocol en moet een ambulance worden gebeld. Iemand met een hypoglycaemie heeft zo snel mogelijk suiker nodig. Indien het slachtoffer goed bij bewustzijn is, kan je suikerwater laten drinken of suikerklontjes, jam of honing geven. Dextro Energy is een zeer effectieve druivensuiker. Laat het slachtoffer hierna ook een boterham eten om een nieuwe hypoglycaemie te voorkomen. Als het slachtoffer buiten bewustzijn is, dient er zo snel mogelijk een ambulance te komen. Let op, geef een slachtoffer met een hypoglycaemie nooit insuline, dit verlaagt de glucoseconcentratie nog meer en verergert de situatie van het slachtoffer.
In deze sectie wordt beschreven hoe te handelen bij het beschreven letsel of ziektebeeld. Ook hierbij eerst een tekst in verhalende vorm, waarbij eventueel wat achtergrondinformatie gegeven wordt. Daarna volgt wederom een schematisch overzicht van de behandeling.
- Stap één van de behandeling
- Stap twee van de behandeling
- Stap drie van de behandeling
- Indien dit, dan dat
- Als dat, dan dit
- Stap vier van de behandeling
Zijn er dingen die echt niet vergeten moeten worden of essentieel zijn? Dan kunnen ze nogmaals extra in een kader benoemd worden:
Essentieel, vergeet niet: |
---|
Om je aan te melden voor de Eerste Hulp Wiki! |
Overzicht Eerste Hulp
Sommige thema's zijn erg uitgebreid en er kan veel verteld worden. Om het overzicht te bewaren voor beginnende én gevorderde Eerste Hulpverleners wordt een samenvatting van ieder onderwerp in onderstaand schema gezet:
Koptekst | Ziektebeeld 1 | Ziektebeeld 2 |
---|---|---|
Situatie | Wat is er aan de hand? | Hoe is de situatie? |
Verschijnselen | Klacht 1 Klacht 2 Symptoom 1 Symptoom 2 |
Symptoom 1 Symptoom 2 Symptoom 3 |
Conclusie | Ziektebeeld 1 | Ziektebeeld 2 |
Handelen | Aanwijzing 1 Aanwijzing 2 Bel 112! Aanwijzing 4 |
Aanwijzing 1 Aanwijzing 2 Bel 112! Aanwijzing 4 |
Opmerkingen | Denk er aan om... | Doe vooral niet... |
Zoals in bovenstaand voorbeeld worden twee (of meerdere) ziektebeelden besproken. Soms is dat handig omdat ziektebeelden op elkaar lijken en het fijn is om in één schema de verschillen te zien.
Achtergrondinformatie/Verdieping
Diabetes mellitus kent twee vormen, type 1 en type 2. Bij type 1 is er sprake van een absoluut insulinetekort (insulinedeficiëntie), doordat de pancreas geen insuline meer aanmaakt. Insuline is noodzakelijk voor het transport van glucose de cel in. Daarom resulteert dit insulinetekort in een verhoogde concentratie van het glucose in het bloed. Type 1 diabetes komt op alle leeftijden voor. Door de volledige afwezigheid van insuline kunnen deze patiënten alleen behandeld worden met insulineinjecties. Type 2 diabetes is een combinatie tussen verminderde gevoeligheid voor insuline (insulineresistentie) gevolgd door een insulinedeficiëntie. In eerste instantie kan de insulineresistentie nog gecompenseerd worden door een toename van de insuline productie, maar uiteindelijk kan het lichaam dit compensatiemechanisme niet meer waarmaken en ontstaat er diabetes mellitus type 2. Type 2 komt vooral voor bij patiënten met overgewicht en ouder dan 40 jaar. Risicofactoren voor type 2 zijn onder andere een positieve familieanamnese. Type 2 diabetes heeft meerdere behandelopties. Vanwege het feit dat vetcellen zorgen voor een verminderde gevoeligheid voor insuline is de behandeling in eerste instantie gericht op het verminderen van het overgewicht met behulp van een dieetadvies. Indien het afvallen niet lukt of onvoldoende effect heeft kunnen er bloedsuikerverlagende middelen worden gebruikt. Als ook deze onvoldoende werkzaam zijn kan er met insuline worden gestart.
Indien er sprake is van een volledige afwezigheid van insuline (alleen bij type 1) kan dit leiden tot ketoacidose.
Het insuline tekort zorgt voor een versnelde afbraak van triglyceriden naar vrije vetzuren, deze
worden vervolgens omgezet naar ketonzuren. Deze ketonzuren worden uit de lever getransporteerd
naar het perifere weefsel (vooral hersenen en spieren) en daar geoxideerd, waardoor ze energie
leveren. Tijdens de omzetting van vet naar glucose komt er een klein gehalte aan aceton vrij wat ruikt als
nagellakremover. Deze ketonzuren kunnen ook een metabole acidose veroorzaken. Om de pH in het
bloed constant te houden probeert het lichaam de acidose te compenseren door meer CO2 uit te
scheiden. Dit leidt tot hyperventilatie waarbij de ademhaling, door de gevormde ketonzuren, naar aceton
ruikt.
Diabetes mellitus is een chronische systeemziekte die op de lange termijn vele complicaties kent. Deze
zijn onder te verdelen in macrovasculaire complicaties en microvasculaire complicaties. De
macrovasculaire complicaties zijn onder andere CVA, TIA, myocardinfarct en angina pectoris. De
microvasculaire complicaties kunnen problemen aan perifere zenuwen (neuropathie), aan de ogen
(retinopathie) of aan de nieren (nefropatie) zijn. Hierover zal in andere blokken uitgebreid op worden
teruggekomen.
Professionele hulpverleners
Wat doen professionele hulpverleners bij dit letsel. Let op, beschrijf hier alleen wat de mogelijkheden zijn. Diepgaande uitleg van (voorbehouden) handelingen wordt niet op prijs gesteld.
Wat zijn andere technieken
Beschrijf bijvoorbeeld welke andere technieken er mogelijk zijn, of vroeger gebruikt werden.