Auteur: Sija / Supervisor: Pim / Co-auteur: Pim / Niveau: Gevorderd / Paginastatus: Concept. Laatste bewerking: Pim. Zie ook Handleiding. Eerste Hulp Wiki zoekt schrijvers! Schrijf jij ook mee? |
Een allergie of allergische reactie wordt met enige regelmaat gezien. Veel mensen hebben een allergie voor bepaalde stoffen. De ene heeft er incidenteel last van, de andere heeft dagelijks klachten. Sommige allergieën zijn zijn slechts hinderlijk, terwijl andere levensbedreigend kunnen zijn.
Termen in het kader van allergie:
- Allergie: reactie van het lichaam op een lichaamsvreemde stof die normaal geen afweerreactie geeft.
- Allergeen: lichaamsvreemde stof die de reactie opwekt.
- Antistof: stof van het afweersysteem die allergenen opmerkt en de afweerreactie activeert.
Wat is een allergie precies?
Wanneer het afweersysteem overdreven reageert bij contact met een lichaamsvreemde stof die normaal geen reactie geeft in het lichaam spreekt men van een allergie. Een allergie ontstaat doordat het afweersysteem bij het eerste contact met het allergeen antistoffen tegen dat allergeen produceert. Meestal treedt dan nog geen afweerreactie op. Het afweersysteem staat echter wel op scherp, bij een volgend contact zal het afweersysteem wel geactiveerd worden en krijgt men een allergische reactie of ook wel hypersensitiviteitsreactie genoemd.
Inhoud
4 typen allergie
Er zijn 4 typen allergische reacties, waarvan type het 1 het meeste voorkomt en voor eerste hulpverleners het meest relevant is. Type 1,2 en 3 worden veroorzaakt door antistoffen en type 4 door T-cellen.
Type 1
De type 1 allergische reactie komt het meeste voor. Om deze reactie te krijgen moet het lichaam eerste gesensibiliseerd worden oftewel gevoelig gemaakt worden voor het allergeen.Het lichaam komt meestal in contact met het allergeen via de slijmvliezen van de mond, neus of ogen. Ook via de huid kunnen allergenen het lichaam binnenkomen. Bekende allergenen in de voeding zijn bijvoorbeeld noten, pinda's, schaaldieren en sommige vruchten. Bij hooikoorts en astma is er vaak een allergische reactie op gras- of boompollen, of op huistofmijt of haren van honden of katten.
Wanneer het lichaam voor de tweede keer in contact komt met het allergeen wordt het allergeen opgevangen door antistoffen, speciale eiwitten in het bloed en weefsel die een bepaalde stof kunnen herkennen. In het geval van een type 1 reactie is de antistof immunoglobuline E (IgE).Deze antistoffen vormen wanneer zij in aanraking zijn gekomen met het allergeen speciale complexen die op mestcellen gaan zitten. Het contact tussen mestellen en het antistofcomplex zorgt ervoor dat de mestcellen stoffen gaan afgeven in de bloedbaan en het weefsel. Deze stoffen zijn onder andere histamine en diverse andere stoffen die invloed hebben op het afweersysteem en de bloedvaten. Histamine is een krachtige stof die onder andere zorgt voor verhoogde doorbloeding van de slijmvliezen, zwelling van de slijmvliezen, toename van de vochtafscheiding in de slijmvliezen en het optreden van jeuk.
De verschijnselen van een allergie kunnen lokaal optreden, zoals een jeukende bult of jeukende ogen bij hooikoorts, of zoals bij een anafylactische reactie in het gehele lichaam. Type 1 allergie is een snelle reactie die binnen enkele minuten optreedt. De reactie is in te delen in een directe, snelle fase en een late fase 6 tot 8 uur later. Bij een huidpriktest die gebruikt wordt om te kijken voor welke stof iemand allergisch is, is dit goed te zien. Direct nadat de allergeen is ingespoten ontstaat een warm, rood bultje. 6 tot 8 uur later is er een duidelijke zwelling rondom de plaats van injectie te zien. Ook bij astma is er een vroege en een late reactie. Als een astma-patiënt geen medicijnen inneemt bij een astma-aanval, kan er na enkele uren dus weer benauwdheid ontstaan. Het is niet duidelijk waarom sommige mensen wel en andere geen allergie ontwikkelen voor een bepaalde stof.
Type 2
Er zijn ook stoffen die een allergische reactie op kunnen wekken zonder dat er eerder contact is geweest met die stof. Voorbeelden hiervan zijn insectengif, sommige medicijnen (bijvoorbeeld penicilline) en röntgencontrastmiddelen. Bij de eerste blootstelling kan dan al een (hevige) allergische reactie optreden. Het allergeen bindt aan menselijke cellen en vormt zo een structuur die door het afweersysteem als vreemd wordt gezien. Cellen van het afweersysteem (in dit geval B-cellen) produceren antistoffen, bij een type 2 reactie is de antistof immunoglobuline G (IgG). Bij bloedtransfusie wordt vooraf gecontroleerd of de donor en ontvanger dezelfde bloedgroep hebben. Als de verkeerde bloedgroep aan een patiënt gegeven wordt, treedt ook een type 2 reactie op.
Type 3
De type 3 reactie is een zeldzame reactie die eigenlijk nooit door eerste hulpverleners gezien wordt. Bij dit type reactie vormen antistoffen en de antistof IgG een complex dat niet oplosbaar is. Deze complexen lopen vast in kleine bloedvaatjes en zorgen daar voor een ontstekingsreactie waardoor er schade aan het betreffende orgaan of weefsel ontstaat. Bij het gebruik van niet-humane antistoffen als medicijn, kan deze reactie soms als bijwerking optreden.
Type 4
Type 4 allergie is een langzame, vertraagde allergische reactie. Het effect is pas uren tot dagen later te zien. Deze reactie wordt veroorzaakt door T-cellen. Enkele voorbeelden zijn de reactie op insectengif, nikkelallergie en coeliakie (gluten allergie).
Eerste hulp
Bij een ernstige allergische reactie moet gehandeld worden zoals beschreven onder anafylaxie.
Bij reacties van de huid kan koelen met bijvoorbeeld een natte theedoek verlichting geven. Ook kan de huid ingesmeerd worden met Nestosyl. Zie ook insectenbeten, Steken van de brandnetel, galbulten.
Bij allergische reacties die veroorzaakt zijn door inhalatie zie Hooikoorts en Astma
BRONVERMELDING:
P. Parham, 'the immune system' 3th edition