Vitale functies
Auteur: Pim / Supervisor: Pim / Co-auteur: [[]] / Niveau: Beginner/Gevorderd / Paginastatus: Concept. Laatste bewerking: Pim. Zie ook Handleiding. Eerste Hulp Wiki zoekt schrijvers! Schrijf jij ook mee? |
Onder de vitale functies worden de belangrijkste functies verstaan die essentieel zijn voor behoud van het leven. Stoornissen in de vitale functies leiden per definitie in lange of korte tijd tot het intreden van de dood. Een stoornis in één van de vitale functies zal leiden tot stoornissen in één of meerdere andere vitale functies.
De belangrijkste vitale functies die we onderscheiden zijn:
- (De luchtweg) (Airway)
- De ademhaling (Breathing)
- De circulatie (Circulation)
- Het bewustzijn (Disability)
- De lichaamstemperatuur (Exposure)
In de Eerste Hulp wordt meestal gesproken over drie vitale functies, namelijk: het bewustzijn, de ademhaling en de bloedsomloop (circulatie). Deze samenhang tussen deze functies is essentieel om te kunnen functioneren. Valt een van de functies uit of treedt hierin een stoornis op, dan zullen de andere functies daaronder lijden. Zo zal bijvoorbeeld bij het wegvallen van de circulatie bij een hartstilstand op korte termijn leiden tot verlies van het bewustzijn, het dichtvallen van de luchtweg en het stoppen van de ademhaling. Bewustzijnsverlies leidt tot verslapping van de spieren waardoor de luchtweg dichtvalt en een volledige belemmering van de luchtweg het onmogelijk maakt te ademen, door zuurstoftekort stopt het hart en valt de circulatie weg.
Er zijn echter nog twee onderdelen die we tot de vitale functies kunnen rekenen, namelijk de vrije luchtweg en de lichaamstemperatuur. De vrije luchtweg is noodzakelijk om een goede ademhaling mogelijk te maken, indien de luchtweg geblokkeerd raakt door een vreemd voorwerp dan komen hierdoor de ademhaling, het bewustzijn en de circulatie in de problemen. Ook temperatuur kan gerekend worden tot de vitale functies. Overmatige stijging of daling van de lichaamstemperatuur, oververhitting of onderkoeling leidt tot uitval van de vitale functies.
Opmerking |
---|
Deze pagina bevat informatie voor zowel de beginnende als voor de gevorderde eerstehulpverlener. Tevens worden een aantal aspecten van de vitale functies uitgelegd die alleen door professionele hulpverleners gecontroleerd worden. Het meten en de interpretatie van waarden zoals de saturatie, bloeddruk en Glasgow Coma Scale dient in principe aan professionele hulpverleners te worden overgelaten. |
Inhoud
De luchtweg
De luchtweg (Airway) is de eerste vitale functie die gecontroleerd wordt, immers, indien er geen vrije luchtweg is, kunnen de andere vitale functies niet functioneren.
De luchtweg(en) kunnen beoordeeld worden op de doorgankelijkheid. De belangrijkste parameters zijn dan ook: een wel of niet vrije luchtweg. Een vrije luchtweg is vrij van vreemde voorwerpen, met intacte reflexen om de luchtwegen vrij te houden, zonder bijgeluiden of risico op een bedreiging van de luchtwegen.
Een niet vrije luchtweg kan geheel of gedeeltelijk geblokkeerd zijn. Een volledig belemmerde luchtweg kenmerkt zich door afwezigheid van een luchtstroom aan de mond en de onmogelijkheid te ademen, spreken of hoesten.
Een gedeeltelijke belemmering van de luchtweg kenmerkt zich door bijgeluiden bij de ademhaling, vaak een gierend geluid, soms gorgelende geluiden. Er is vaak wel de mogelijkheid om te spreken of te hoesten, zij het beperkt.
Ziektebeelden: luchwegbelemmering, inhalatietrauma, allergische reactie.
De ademhaling
Parameters van de ademhaling
Ademfrequentie
De ademfrequentie beschrijft het aantal keren dat in minuut een volledige ademcyclus wordt doorlopen: de tijd om 1x in en uit te ademen (in- en expiratie). De ademfrequentie wordt uitgedrukt in ademhalingen per minuut. Voor een volwassene is 12-16 ademhalingen per minuut een normale waarde. Bij kinderen liggen die waarden hoger, als gevolg van kleiner longvolume ten opzichte van het lichaamsoppervlak.
Leeftijd | Ondergrens | Bovengrens |
---|---|---|
Pasgeborene | 30/min | 40/min |
Zuigeling | 20/min | 40/min |
Peuter | 15/min | 30/min |
Kleuter | 20/min | 25/min |
Schoolkind | 18/min | 20/min |
Adolescent | 12/min | 18/min |
Ademvolume
Het ademvolume of teugvolume beschrijft de hoeveelheid lucht die per inademing (inspiratie) de mond passeert. Aan de hand van het teugvolume en de ademfrequentie kan men het ademminuutvolume berekenen, ofwel, de totale hoeveelheid lucht die geinspireerd wordt. De tijdsduur van een inademing is bij gezonde mensen altijd langer dan de uitademing.
Saturatie en weefselkleur
De saturatie beschrijft het percentage van de hemoglobinemoleculen in het bloed dat is verzadigd met zuurstof. Dit wordt uitgedrukt in een percentage. De normale waarde hiervan is 94-99%. De saturatie kan bepaald worden met een saturatiemeter, ookwel pulseoxymeter genoemd. Ook kan in het laboratorium de saturatie met speciale apparaatuur bepaald worden bij afname van een arterieel bloedgas. Daarnaast is het mogelijk om een globale inschatting te maken van de saturatie door de kleur van de slijmvliezen te observeren.
Wanneer de zuurstofsaturatie van het bloed normaal is, zullen de slijmvliezen (mond en lippen) mooi roze van kleur zijn. Wanneer de saturatie als gevolg van zuurstoftekort daalt treedt cyanose op, ofwel een blauwe verkleuring van de slijmvliezen. Cyanose is echter een laat teken van zuurstoftekort!
De circulatie
Parameters van de circulatie
Hartfrequentie
De hartfrequentie wordt uitgedrukt in het aantal volledige hartcycli per minuut. Een hartcyclus bestaat uit een diastole (vullingsfase) en de systole (de uitdrijvingsfase). Tijdens de systole verlaat er bloed het hart. Baby's en kinderen hebben een snellere hartfrequentie dan volwassenen.
Leeftijd | Ondergrens | Bovengrens |
---|---|---|
Pasgeborene | 110/min | 160/min |
Zuigeling | 100/min | 150/min |
Peuter | 95/min | 140/min |
Kleuter | 95/min | 140/min |
Schoolkind | 80/min | 120/min |
Adolescent | 60/min | 100/min |
Polsvulling
De polsvulling is een subjectieve waarde die iets zegt over de kracht van de pols, ofwel hoe krachtig de hulpverlener de pols voelt pulseren bij palpatie van de polsslagader. De polsvulling kan bijvoorbeeld door shock afgenomen zijn, de pols voelt dan zwak of 'week'.
Bloeddruk
De bloeddruk geeft aan onder welke onder en bovendruk de doorbloeding van de weefsels plaatsvind. De bloeddruk is dan ook noodzakelijk om een goede doorbloeding van de weefsels te geven en dus een aanvoer van bloed en zuurstof. De bloeddruk bestaat uit twee waarden:
- Systolische druk (of bovendruk): de maximale druk in het slagader aan het einde van de uitdrijvingsfase van het hart.
- Diastolische druk (of onderdruk): de minimale druk in de slagader aan het einde van de rustfase van het hart, voordat de nieuwe uitdrijvingsfase begint.
Voor een volwassene is een normale bloeddruk 120/80 mmHg, waarbij de eerste waarde de systolische bloedruk is (bovendruk) en de tweede waarde de diastolische druk (onderdruk). De bloeddruk wordt gemeten in millimeters kwik. De bloeddruk is een lastig te interpreteren waarde en heeft voor de eerstehulpverlener geen meerwaarde in het veld. Omdat er veel variatie is in bloeddruk, bijvoorbeeld door een te hoge bloeddruk (hypertensie) zegt een normale waarde op straat weinig, immers kan iemand normaal een bloeddruk hebben van 190/120 mmHg, terwijl je op straat een bloeddruk meet van 110/70 mmHg meet. Het slachtoffer kan met een ogenschijnlijk normale bloeddruk toch al in shock zijn.
Weefselkleur en capillary refill
De kleur van de weefsels zegt iets over de doorbloeding van het weefsel. Indien een weefsel mooi roze is betekent dat (meestal) dat de doorbloeding goed is en dat het bloed goed van zuurstof voorzien is. Echter, wanneer een weefsel bleek is, grauw of zelfs wit, dan is er waarschijnlijk een verminderde doorbloeding van het weefsel. Soms is het weefsel daarbij ook blauwig (cyanose, als teken van een slechte zuurstofsaturatie in het bloed.
Men kan de doorbloeding ook testen met de capillary refill, door het nagelbed 5 seconden stevig in te drukken tot het wit weg trekt en dan te kijken hoe snel de normale kleur weer terugkeert. Normaal gesproken is het nagelbed binnen 2-3 seconden weer mooi roze. Dit is echter niet betrouwbaar bij een slachtoffer met koude handen of bij ouderen.
Het bewustzijn
Het bewustzijnsnivea wordt gecontroleerd in Disability en kan worden ingedeeld doormiddel van de AVPU score, een versimpelde versie van de Glasgow Coma Scale ofwel EMV. AVPU is een korte en snelle methode om het bewustzijn aan te geven. Deze methode gebruikt men in principe ook bij de benadering van een slachtoffer volgens het protocol. Het bewustzijn is gestoord als het slachtoffer niet Alert reageert.
Parameters van het bewustzijn
AVPU
AVPU is een afkorting om het bewustzijn op een eenvoudige manier te classificeren. Deze methode gebruikt men in principe ook bij de benadering van een slachtoffer volgens het protocol. Het bewustzijn is gestoord als het slachtoffer niet Alert reageert.
AVPU | Testen | Reactie |
---|---|---|
Alert | Het slachtoffer is alert en spreekt met de hulpverlener | Het slachtoffer reageert adequaat op vragen |
Verbal | Het slachtoffer wordt duidelijk aangesproken | Het slachtoffer opent de ogen als hij wordt aangesproken |
Pain | Er wordt geschud of een pijnprikkel toegediend | Het slachtoffer reageert op de pijn door de plaats van pijn op te zoeken, te bewegen, terug te trekken of te kreunen |
Unresponsive | Er wordt aangesproken en een pijnprikkel toegediend | Er is geen reactie op de toegediende prikkels |
Glasgow Coma Scale
De Glasgow Coma Scale afgekort als GCS is een meer uitgebreide methode om het bewustzijn aan de hand van drie factoren te scoren, zodat het mogelijk wordt om veranderingen in het bewustzijn te vervolgen en bij bepaalde scores actie te ondernemen. De GCS wordt vaak afgekort als EMV-score, waarmee de losse onderdelen worden aangegeven. De score wordt bepaald door het toedienen van een prikkel, eerst door aanspreken, dan door aanraken en het toedienen van een pijnprikkel. De reactie op de toegediende prikkel wordt geschoord op drie punten: de reactie met de ogen (Eyes of E), de reactie met de ledematen (Motoriek of M) en de verbale reactie (Verbal of V) op de prikkel. Ieder afzonderlijk onderdeel kent een vast aantal punten, die samen de CGS score vormen:
Beste reactie van de:
Score | Eye | Motor | Verbal |
---|---|---|---|
6 | - | Voert opdrachten uit | - |
5 | - | Lokaliseren van de prikkel | Normale en adequate taal |
4 | De ogen spontaan geopend | Terugtrekken van de armen | Verwarde taal |
3 | Ogen worden geopend bij aanspreken | Buigen van de armen | Inadequate woorden |
2 | Ogen worden geopend bij pijnprikkel | Strekken van de armen | Onverstaanbare klanken |
1 | Geen enkele reactie op pijnprikkel | Geen reactie op pijnprikkel | Geen reactie op pijnprikkel |
De scores op de losse items worden bij elkaar opgeteld en vormen samen de GCS-score. Soms worden de items ook los opgeschreven als EMV-score, zodat men weet op welke items er wat gescoord is. Dat ziet er uit als E2-M3-V3. Een lagere totaal GCS-score betekent een diepere bewusteloosheid en dus een slechtere toestand van het slachtoffer. Een GCS van langer dan 8 punten betekent dat het slachtoffer diep bewusteloos is.
Temperatuur
De lichaamstemperatuur kan ook tot de vitale functies gerekend worden en wordt in Exposure beoordeeld. De lichaamstemperatuur behoort tussen de 36 en 38 graden Celcius te liggen. Een te lage lichaamstemperatuur (hypothermie of onderkoeling) leidt tot vertraging van de vitale functies en processen in het lichaam. Een te hoge lichaamstemperatuur (hyperthermie of oververhitting leidt tot versnelling van de processen in het lichaam en kan leiden tot schade aan de cellen.