Cookies help us deliver our services. By using our services, you agree to our use of cookies.

Suikerziekte

Auteur: Pim / Supervisor: Pim / Co-auteur: [[]] / Niveau: Gevorderd / Paginastatus: Concept. Laatste bewerking: Ehboforum.nl. Zie ook Handleiding.

Eerste Hulp Wiki zoekt schrijvers! Schrijf jij ook mee?


Suikerziekte oftewel Diabetes Mellitus is een veel voorkomende aandoening waarbij de glucose huishouding in het bloed gestoord is. Binnen dit ziektebeeld onderscheiden we de hyperglycaemie en de hypoglycaemie.

Inhoud

Inleiding

Diabetes mellitus, wat vrij vertaald betekent 'honing zoete urine' is een aandoening waarbij de glucose (suiker) huishouding in het bloed gestoord is. Door een tekort aan het hormoon insuline, wat zorgt voor de opname van glucose uit het bloed in de cellen, neemt de concentratie van glucose in het bloed toe. Dit wordt ook wel een 'hyper' hyperglycaemie genoemd, een te hoge concentratie suiker in het bloed. Insuline is een lichaamseigen hormoon dat geproduceerd wordt door de eilandjes van Langerhans in de alvleesklier. Behalve de opname van glucose in de cellen, speelt insuline ook een rol bij de vet- en eiwithuishouding. Bij suikerziekte kennen we twee voor de eerstehulpverlener relevante ziektebeelden, namelijk de hypoglycaemie (een tekort aan glucose in het bloed) en de eerder genoemde hyperglycaemie.

Diabetes mellitus kent twee vormen, type 1 en type 2. Bij type 1 is er sprake van een absoluut insulinetekort (insulinedeficiëntie), doordat de pancreas geen insuline meer aanmaakt. Insuline is noodzakelijk voor het transport van glucose de cel in. Daarom resulteert dit insulinetekort in een verhoogde concentratie van het glucose in het bloed. Type 1 diabetes komt op alle leeftijden voor. Door de volledige afwezigheid van insuline kunnen deze patiënten alleen behandeld worden met insuline-injecties. Type 2 diabetes is een combinatie tussen verminderde gevoeligheid voor insuline (insulineresistentie) gevolgd door een insulinedeficiëntie. In eerste instantie kan de insulineresistentie nog gecompenseerd worden door een toename van de insuline productie, maar uiteindelijk kan het lichaam dit compensatiemechanisme niet meer waarmaken en ontstaat er diabetes mellitus type 2. Type 2 komt vooral voor bij patiënten met overgewicht en ouder dan 40 jaar. Risicofactoren voor type 2 zijn onder andere een positieve familieanamnese. Type 2 diabetes heeft meerdere behandelopties. Vanwege het feit dat vetcellen zorgen voor een verminderde gevoeligheid voor insuline is de behandeling in eerste instantie gericht op het verminderen van het overgewicht met behulp van een dieetadvies. Indien het afvallen niet lukt of onvoldoende effect heeft kunnen er bloedsuikerverlagende middelen worden gebruikt. Als ook deze onvoldoende werkzaam zijn kan er met insuline worden gestart.

Symptomen en klachten

Logischerwijs zou je verwachten dat de hyperglycaemie het meest door de eerstehulpverlener gezien zou worden, immers is dat het probleem bij suikerziekte. Dat is echter niet waar. Veel vaker zal de eerstehulpverlener te maken krijgen met de hypoglycaemie.

Hypoglycaemie

Bij een hypoglycaemie is er een te kort aan glucose in het bloed. Dat zorgt voor een scala aan symptomen die samen karakteristiek zijn voor de hypoglycaemie, afgekort als 'hypo'. Een hypoglycaemie ontstaat als het slachtoffer te veel insuline bijspuit, te weinig gegeten heeft of te veel inspanning heeft geleverd (lees energie verbruikt) en daarbij onvoldoende gegeten. De symptomen bij een hypoglycaemie ontstaan vaak in korte tijd, denk aan minuten tot uren. Soms worden de symptomen bij een hypoglycaemie verward met die van dronkenschap en wordt er niet tijdig ingegrepen.

Hypoglycaemie leidt tot de volgende symptomen:

  • Hongerig gevoel, geen dorst
  • Zich flauw voelen, behoefte aan zoet
  • Bleke, klamme huid, soms bezweet
  • Duizeligheid, misselijkheid en hoofdpijn
  • Trillerigheid
  • Onrust, geprikkeldheid, verwardheid en soms agressie
  • Coördinatiestoornissen, onvast looppatroon, spreken met dubbele tong
  • Geeuwen

Indien er sprake is van een ernstige hypoglycaemie kunnen bewustzijnsstoornissen optreden en kan het slachtoffer bewusteloos raken.


Vragen die je het slachtoffer kunt stellen bij het vermoeden op een hypo:

  1. Ben je bekend met suikerziekte.
  2. Wanneer heb je voor het laatst iets gegeten of gedronken.
  3. Wat heb je gegeten of gedronken.
  4. Wat heb je gedaan, energie verbruikt.

Hyperglycaemie

Hyperglycaemie is zoals beschreven een te hoge glucoseconcentratie in het bloed. Dit is doorgaans het beeld waarbij mensen voor het eerst bij de dokter komen voordat de diagnose hyperglycaemie gesteld wordt. Ook hier is een breed scala aan symptomen. De hoge glucose concentratie kan door de nieren niet goed verwerkt worden waardoor er veel glucose in de urine komt en deze 'zoet' wordt. Het slachtoffer gaat meer plassen omdat de uitgescheiden glucose water aan het lichaam onttrekt. Verlies van veel water betekent ook een toegenomen dorst en slachtoffers gaan dan ook veel drinken. De symptomen bij een hyperglycaemie ontstaan langzaam, in dagen tot weken en zal slechts in een klein deel van de gevallen tot ernstige problemen leiden, omdat in veel gevallen het slachtoffer zich al voor die tijd meldt bij de huisarts.

Symptomen passende bij een hyperglycaemie zijn:

  • Veel dorst, veel drinken, veel plassen
  • Warme en droge huid
  • Misselijkheid en braken
  • Moeheid en niet vooruit kunnen
  • Hyperventilatie en een adem ruikend naar aceton (keto-acidose)
  • Opvallend gewicht verlies ( gemiddeld 7 kilogram )
  • Bewustzijnsstoornissen indien er een ernstige hyperglycaemie bestaat
  • Bij langer bestaande hypoglycaemie kunnen er ook andere symptomen zijn, zoals visusstoornissen, jeuk rond de genitaliën en afscheiding.

Behandeling

Essentieel is om voordat je start met een eventuele behandeling dat je jezelf er van overtuigd dat je te maken hebt een hypo- of een hyperglycaemie. De behandeling is immers zeer verschillend. Indien het slachtoffer een glucosemeter bij zich heeft, vraag hem dan om zelf te controleren wat de waarde van de bloedsuiker is. Gebruik de ABCDE-methodiek.

Hypoglycaemie

Centraal probleem bij een hypoglycaemie is een te lage glucosewaarde in het bloed. Als eerstehulpverlener kan je dat relatief eenvoudig corrigeren, door het slachtoffer suikers te geven. Daarvoor moet het slachtoffer overigens wel goed bij bewustzijn zijn en in staat tot kauwen en slikken. Bij een verminderd bewustzijn bestaat het risico op verslikking (aspiratie). Mocht men een insulinepomp aantreffen, dan is het belangrijk dat deze wordt afgekoppeld, of in ieder geval de infuusslang wordt doorgesneden. De reden hiervoor is dat de pomp de e.v.t. toegediende suikers weer net zo snel afbreekt, en er dus geen stijging van de bloedglucose zal optreden. De meest geschikte suikers zijn druivensuikers, die bijvoorbeeld in de vorm van 5 Dextro-Energy tabletten gegeven kunnen worden. Eventueel is ook een zoete drank (geen light!) geschikt. Deze suikers werken snel en zorgen doorgaans voor snelle verbetering van de toestand van het slachtoffer. Ze werken echter ook kort, dus is het belangrijk om ook langwerkende suikers te geven, in de vorm van koolhydraten, zoals in brood met jam.

Indien de toestand van het slachtoffer niet snel verbetert, schakel dan alsnog professionele hulp in. Raakt het slachtoffer buiten bewustzijn, dan is controle van de vitale functies noodzakelijk en kan het slachtoffer in de stabiele zijligging gelegd worden.

Hyperglycaemie

Bij een hyperglycaemie kan je als eerstehulpverlener niet veel doen. Indien het slachtoffer goed aanspreekbaar, dan kan hij naar de huisarts gaan. Indien er verstoringen in de vitale functies optreden, schakel dan professionele hulp in.

De behandeling van een hyperglycaemie is het toedienen van injecties met insuline. Dat is echter geen taak voor de eerste hulpverlener en wordt ofwel door het slachtoffer zelf gedaan (indien hij reeds bekend is met suikerziekte) of zal in het ziekenhuis worden gedaan.

Let op:
Dien nooit zelf insuline toe aan het slachtoffer! Dit kan de situatie verergeren.

Overzicht Eerste Hulp

Sommige thema's zijn erg uitgebreid en er kan veel verteld worden. Om het overzicht te bewaren voor beginnende én gevorderde Eerste Hulpverleners wordt een samenvatting van ieder onderwerp in onderstaand schema gezet:

Koptekst Hypoglycaemie Hyperglycaemie
Situatie Bloedsuiker te laag Bloedsuiker te hoog
Verschijnselen Klacht 1
Klacht 2
Symptoom 1
Symptoom 2
Symptoom 1
Symptoom 2
Symptoom 3
Conclusie Bloedsuiker te laag
Hypoglycaemie
Bloedsuiker te hoog
Hyperglycaemie
Handelen Geef druivensuiker en
boterham met jam
Indien geen verbetering: bel 112!
Waarschuw huisarts of
ambulance
Opmerkingen Geef alleen suiker indien het slachtoffer
goed bij bewustzijn is
Dien nooit zelf insuline toe!


Achtergrondinformatie/Verdieping

Diabetes mellitus ofwel suikerziekte is een ziektebeeld waarbij een verstoring in de hormoonhuishouding voorop staat. Er is een absoluut of relatief tekort aan het hormoon insuline, waardoor de bloedsuiker (glucose) concentratie stijgt en verschillende klachten optreden. Diabetes kent twee hoofdvormen, namelijk type 1 en type 2.

Type 1 Diabetes kenmerkt zich door een absoluut tekort aan insuline in het bloed en het ziektebeeld start vaak op jonge leeftijd. Om nog niet geheel opgehelderde redenen produceert de alvleesklier (pancreas) onvoldoende insuline, waardoor de hoeveelheid in het bloed daalt. Dat heeft als gevolg dat cellen de glucose in het bloed niet meer kunnen opnemen en de glucoseconcentratie stijgt. Indien deze toestand langer bestaat treedt een hyperglycaemie op. Type 2 Diabetes kenmerkt zich door een relatief tekort aan insuline, het ziektebeeld komt vaker op oudere leeftijd voor en is verder sterk geassocieerd met overgewicht. De alvleesklier maakt in het begin nog voldoende insuline, echter zijn de doelcellen hiervoor minder gevoelig (insulineresistentie). Daardoor wordt de glucose niet opgenomen en treedt een hyperglycaemie op. In het begin zal de alvleesklier meer insuline gaan produceren om de verminderde insulinegevoeligheid te compenseren, maar neemt ook de insulineproductie van de alvleesklier af en wordt het insuline tekort nog groter.
De belangrijkste behandeling voor Type 1 Diabetes is het spuiten van insuline. Dit gebeurt op grond van een vast schema, waarbij op specifieke momenten in de dag een bepaalde hoeveelheid wordt gespoten. Tijdens de behandeling wordt regelmatig de bloedsuikerconcentratie bepaald met een glucosemeter. Hierdoor kan gekeken worden of er voldoende insuline gespoten is, of dat er eventueel extra gespoten moet worden. Ook bestaat er nog de mogelijkheid dat een Type 1 diabeet een insulinepomp draagt. Deze geeft gedurende 24 uur per dag een vooraf bepaalde dosis insuline af via een infuus slang. Voor of tijdens een maaltijd dient de diabeet nog de benodigde extra insuline toe. (dat noemt men een bolus) Bij Type 2 Diabetes staan in eerste instantie niet-medicamenteuze behandelingen op de voorgrond, zoals het verminderen van het overgewicht en het aanleren van een gezonde leefstijl. Indien dat onvoldoende resultaat geeft, kan gestart worden met bloedsuikerverlagende tabletten. Doorgaans kan daarmee enkele jaren de ziekte goed gecontroleerd worden. In een later stadium is het vaak alsnog noodzakelijk te starten met insuline.

Ketoacidose

Indien er sprake is van een volledige afwezigheid van insuline (alleen bij type 1) kan dit leiden tot ketoacidose. Ketoacidose betekent letterlijk: verzuring door ketonen. Ketonen zijn afvalproducten van de afbraak van vetten. Indien cellen onvoldoende glucose kunnen opnemen door een tekort aan insuline, zal de cel op zoek moeten naar een andere mogelijkheid om aan energie te komen. Hiervoor worden in het lichaam (onder andere in de lever) andere mechanismen aangesproken, die zorgen voor de productie van vrije vetzuren, die vervolgens worden omgezet in ketonen. De ketonen worden gebruikt door onder andere de hersenen en spieren gebruikt als brandstof in de afwezigheid van voldoende glucose. Deze ketonzuren zijn dus nuttig, maar hebben ook een negatieve invloed op het bloed. Ketonen zijn namelijk zuur, en als de concentratie toeneemt zal ook de zuurgraad van het bloed toenemen. Het lichaam probeert doormiddel van hyperventilatie de zuurgraad te herstellen en de ketonen via de longen uit te scheiden. Hierdoor ontstaat een karakteristieke geur bij de ademhaling, de geur van ketonen. Dit is te vergelijken met de geur van aceton.

Professionele hulpverleners

Professionele hulpverleners hebben meer mogelijkheden om het slachtoffer te helpen. Zij kunnen gebruik maken van een glucosemeter om de hoogte van de bloedsuiker vast te stellen. Daarnaast kunnen zij bij een hypoglycaemie glucose toedienen via het infuus en zo nodig een injectie Glucagon toedienen. Bij een hyperglycaemie kunnen zij eventueel in overleg met de arts insuline en vocht toedienen.