12 Werken met het ABCDE protocol
In dit hoofdstuk wordt herhaald welke controles uitgevoerd moeten worden en wat de waarden zijn die daar normaal bij horen. Airway - Luchtweg: Vrij of geobstrueerd? Het ontbreken van luchtstroom of bijgeluiden wijzen op een geobstrueerde, respectievelijk bedreigde luchtweg. Breathing - Ademfrequentie: Deze hoort ongeveer tussen de 12 en de 20 per minuut te zijn. - Diepte van ademhalingen: Een oppervlakkige ademhaling wijst op een pijnlijk abdomen (buik) of thorax, of ernstige hersenschade. - Kleur van het slachtoffer: Cyanose wijst op een insufficiënte ademhaling. - Saturatie: Deze hoort hoger dan 95% te zijn, lager kan wijzen op een gebrekkige ademhaling - Komen beide thoraxhelften goed en gelijkmatig omhoog? Het achterblijven van een thoraxhelft kan op ribfracturen of een pneumothorax wijzen. - Trachea: Staat deze netjes in het midden van de keel? Deze hoort midline te staan, dus in het midden. Een verschoven trachea wijst op een spanningspneumothorax. Circulation - Hartfrequentie: Deze hoort tussen de 60-80 te liggen. - Regelmaat: Het hartritme hoort regelmatig te zijn. Een plotselinge pauze tussen de hart-slagen, extra slagen of een volledig irregulair ritme is afwijkend. - Kracht: Een zwakke, snelle pols is een belangrijke waarschuwing voor hypotensie en shock - Bloeddruk: De bovendruk hoort rond de 120 te liggen, de onderdruk rond de 80. Per persoon zit hier heel veel variatie in, onder andere afhankelijk van leeftijd, leefstijl en genetische aanleg. - Kleur: Een bleke kleur in het gelaat en van de slijmvliezen is een uiting van shock. - Aanwezige bloedingen: Een melding van al het aanwezige (actieve) bloedverlies. Disability: - Het bewustzijn, aangegeven met de AVPU methode. De praktijk in 5 stappen Onderneem nu om een goede ABCD controle uit te voeren de volgende stappen. Let op de overeenkomsten met het EHBO protocol! 1- Airway Spreek een slachtoffer aan, vraag de naam en wat er gebeurd is. Een pratend slachtoffer heeft een vrije airway, een bewusteloos slachtoffer mogelijk niet. Voer zo nodig een kinlift of jawthrust uit. 2- Breathing Controleer de ademhaling. Leg zo mogelijk beide handen op de overgang borstkas/buik om ook een buikademhaling te voelen. Is dit niet mogelijk, voel en luister dan aan de mond of er een ademhaling is. Schat de ademfrequentie, kijk naar de borstkas en de trachea. 3- Circulation Als het geen gevaar voor de airway oplevert: controleer de pols. Voel de frequentie, de regelmaat en kracht. Schat of meet de bloeddruk (een krachtige pols betekent een bloeddruk van >90 systolisch), en kijk naar bleekheid, zweten en bloedingen. 4- Disability De AVPU is als het goed is al bepaald tijdens het aanspreken. Zo niet, bepaal deze alsnog. 5- En ten slotte… Noteer en meldt de bevindingen! Een voorbeeld van een ABCD toestand van een gezond slachtoffer is: “Dit goed aanspreekbare en alerte slachtoffer heeft een vrije, onbedreigde luchtweg zonder bijgeluiden, met een trachea die midline staat en beide thoraxhelften die goed meekomen, een ademfrequentie van 15 met een saturatie van 99% waarbij goed doorgeademd wordt, en een regelmatige, krachtige pols van 75 per minuut met een bloeddruk van 120 over 80, zonder aanwezigheid van bloedingen.”
Alarmsymptomen Als het slachtoffer voldoet aan een van de volgende symptomen, moet er onmiddellijk alarm worden geslagen. Airway - Obstructie luchtweg, volledig of gedeeltelijk Breathing - Een ademfrequentie onder de 10 of boven de 20 - Cyanose - Een saturatie onder de 95% - Een scheve of verschoven trachea - Een opgezwollen thoraxhelft die niet of slecht meedoet met de ademhaling Circulation - Een hartfrequentie boven de 120 of onder de 60 (hoewel sommige gezonde mensen een rustfrequentie van 50 kunnen hebben) - Een bloeddruk onder de 90 mmHg systolisch of boven de 160 mmHg systolisch in combinatie met een verminderd bewustzijn (dit kan wijzen op ernstige hersenschade, zoals bloedingen) - Afwezigheid van een pols of bloeddruk Disability - Afwezig of dalend bewustzijn - Tekenen van een (dreigende) dwarslaesie Bij het meten van een alarmsymptoom is het belangrijk niet in paniek te raken, maar meteen te waarschuwen en zo mogelijk zelf de eerste levensreddende handelingen uit te voeren. Bijna alle handelingen die in dit boek beschreven staan zijn voorbehouden aan de ambulanceverpleegkundige, maar dat wil niet zeggen dat er niets is wat je kan doen als er niet meteen iemand beschikbaar is. Behalve levensreddende handelingen (heimlich, kinlift, stelpen bloedingen) kun je ook vooruitdenken op wat de verpleegkundige zal doen en hierop anticiperen door de spullen vast klaar te leggen. Dit kan minuten schelen als de verpleegkundige tijd heeft om te komen. Liever een infuuszak teveel klaargemaakt dan 30 seconden verspillen terwijl iedereen staat te wachten. Voorbeelden van deze handelingen zijn: In de A en B: kinlift, jawthrust, alvast klaarleggen zuurstof en beademingsballon, controleren laryngo-scoop. In de C: beginnen hartmassages, klaarmaken infuusset, ophangen van een drukzak, slagaderlijke bloeding stelpen. In de D: Bij acute verandering bewustzijnsniveau: opnieuw ABC controles uitvoeren, pupillen controleren. 14
Samenvatting van de ABCD(E) - vitale functies In deze samenvatting op 1 A4‟tje staan alle normale waarden, de afwijkingen en mogelijke behandelingen (schuin gedrukt) van de ABC en D letsels. A - airway Functie: luchtweg, nodig om zuurstofrijke lucht in de longen te krijgen en koolzuurgas (CO2) kwijt te raken. Normaal: Vrij, zonder bijgeluiden Aandoeningen: -Obstructie door de tong bij bewusteloosheid → Kinlift/jawthrust/mayo tube/intubatie -Obstructie door een object → Verwijderen object/tracheotomie -Verbranding van de luchtwegen → Intubatie/toedienen zuurstof -Aspiratie (verslikking) in vocht (bloed, braaksel) → Wegzuigen vloeistof B - breathing Functie: Lucht van buiten naar binnen en andersom transporteren, bloed voorzien van zuurstof en zuiveren van CO2. Normaal: Frequentie tussen 10 en 20, beide thoraxhelften gelijk opkomen en dalen, saturatie tussen de 95-100%, geen cyanose, geen gebruik van hulpademhalingsspieren, trachea midline. Aandoeningen: -Respiratoire insufficiëntie (desaturatie/tachypnoe) → extra zuurstof toedienen/intubatie -Apneu (ademstilstand) → Beademing/intubatie -Hyperventilatie → Ademoefeningen (Let op, niet alle patiënten met een tachypnoe hebben een hyperventilatie. Pas op respiratoire insufficiëntie!) C - circulation Functie: Zuurstofrijk bloed naar de weefsels en CO2/zuurstofarm bloed naar de longen brengen. Normaal: Regelmatige hartfrequentie tussen de 60-100, systolische bloeddruk rond de 120 maar in ieder geval boven de 90, geen bleke of koude vingers, geen tekenen van bloedverlies. Aandoeningen: -Shock → Infusietherapie, bloedverlies stoppen -Tachycardie (pijn, bloedverlies) → Infusietherapie, pijnstilling -Afwezige circulatie → Indien omstandigheden het toelaten: reanimatie -Uitwendige bloeding → Stelpen -Inwendige bloeding → Infusietherapie en zo snel mogelijk naar ziekenhuis vervoeren D - disability Functie: Normaal menselijk functioneren mogelijk maken. Normaal: Alert, EMV-score van 15. Geen uitval of tintelingen. Aandoeningen : -Bewustzijnsdaling → Controleren ABC en pupillen, eventueel meten glucose
-Tekenen van ruggenmergletsel → Immobiliseren15
DEEL 2
ALS assistentie